Op de zolder ligt een Furby te sterven.
top of page

Op de zolder ligt een Furby te sterven.

Een van de dingen die ik heb geleerd toen ik voor de eerste keer ging verhuizen, is dat het een ongelooflijke klus is. Sterker nog, het is ondoenlijk. Ik denk zelfs dat het schadelijk is voor je gezondheid. Ik had zoveel spullen dat het net leek of de plaatselijke rommelmarkt de deuren weer eens open had gezet. Verhuizen levert je, in eerste instantie niks anders op dan stress, chaos en last van je onderrug.  Deze gruwelijke waarheid werd mij afgelopen weken voor de derde keer duidelijk.

Het is december 2008. Ik woon inmiddels een paar maanden op mezelf. ‘Op mezelf’ is in deze een nogal overtrokken versie van de werkelijkheid. In mijn blijkbaar aangeboren aversie tegen veranderingen ben ik een paar huizen verderop gaan wonen. Dezelfde straat, dezelfde wijk, dezelfde stoep. Bijna niks is anders. Ik woon slechts 186 huisnummers naar rechts. Toch is het leven nu raar. Ik haal nu op maandag en woensdag mijn broer op met de auto om naar de training te gaan. Verder haal ik zelf boodschappen. Ik koop de eerste maanden zoveel koekjes dat het net lijkt alsof ik boodschappen doe voor bejaardenhuis ‘Zon Al Om’.  Ik eet ze ook allemaal zelf op. Bokkenpootjes, kandijkoekjes, gevulde koeken, spritsen, scholiertjes, Kanelly’s en van die koekjes met zo’n roze streepje in het midden, ze vallen allemaal ten prooi aan mijn snaaigedrag. Nu mag het. Niemand die tegen me zegt dat eentje wel genoeg is. Niemand die zegt dat we zo gaan eten. Ik doe de was, ik stofzuig en ik kook. De eerste weken kook ik echter vooral van woede omdat ik ook nog de vaatwasser moet inruimen. Je dient in je leven in ieder geval een keer te verhuizen. Tenminste, als je het ouderlijk huis ooit wilt verlaten. In elk ander geval moeten al je spullen op een dag van de ene plek naar de andere plek. Verhuizen is een afrader voor iedereen met een te hoge bloeddruk of, nou ja, eigenlijk gewoon voor iedereen. Je probeert hulptroepen in te schakelen, lijstjes te maken, dozen te vullen en het lijkt ook allemaal goed te gaan.


Ik kan van mezelf zeggen dat ik een harde werker ben. Ik sjouw, ik sleur ik trek en ik beuk. Maar als er geklust moet worden ga ik liever op een krukje ergens achter in de woonkamer zitten kijken hoe iemand dat doet. Ik geef op precies het juiste moment een biertje aan. Ik pak op het goede moment de stofzuiger en ik geef nuttige aanwijzingen als: ‘iets naar links of, en dat is nog irritanter: lukt het?’  Zulke mensen heb je ook nodig denk ik dan maar. En dan, na een paar weken, als je een inzinking hebt weten te voorkomen is het ineens klaar. Er gaat nog een laatste schroef de muur in, een laatste schilderijtje wordt opgehangen en de kalender komt weer op de wc. Het is af! Een extatisch moment! 

Twee dagen na mijn verhuizing loop ik mijn klaslokaal in. Achterin mijn klas zitten twee mensen. “Goedemorgen meester”, goed dat we vandaag even een uurtje meekijken?” Ik ben helemaal vergeten dat er vandaag leerkracht observaties worden uitgevoerd. Er komen mensen in mijn klas kijken hoe ik aan het werk ben. Ze hebben een lijst in hun handen waarop ze aankruisen of ze bepaald gedrag bij de leerkracht kunnen waarnemen. Als dat lumineuze feit duidelijk genoeg is zetten ze er met een nieuw potlood een kruisje achter. Als de mensen zich achter in mijn klas installeren hoor ik de conciërge vanuit de gang zeggen dat er een collega ziek is. De klas met tweeëndertig kinderen moet in allerijl ergens anders worden ondergebracht. Ik kijk naar de mensen die zich op hun krukjes installeren. Ze drinken langzaam van hun bekertje koffie en kijken naar de kinderen die de klas binnenkomen. Dan komen er twee kinderen met hun laatje aangelopen. “Onze juf is ziek, we zitten vandaag bij u in de klas meester”, zeggen ze. ‘Gezellig jongens, ik ga even  tafeltjes van de gang halen.”

In mijn ooghoek zie ik dat de visiteurs een kruisje zetten. “Zouden jullie het leuk vinden om mijn collega een dag te vervangen?”, vraag ik in gedachte aan de kruisjesvaarders. “Dan hoeven deze kinderen nu niet over alle klassen verdeeld te worden.” Ik denk het wel, maar ik zeg het niet. Misschien hebben ze wel geen lesbevoegdheid? Nou ja, Laten ze mij dan maar beoordelen. Ik verhuis twee tafeltjes van de gang en zet de bonuskinderen aan het werk.

Misschien geven de beoordelaars me straks op

het juiste moment een biertje aan. Het onderwijs heeft nog een hele klus te gaan!     


Geschreven door Jona Baan

Jona is docent, schrijver en columnist

Bekend van het geweldige boek Fleudemeu.

bottom of page